In zowel de binnen- als in de zeevaart speelt overligtijd vaak een rol bij ladingschade. De ontvanger verwacht onbeschadigde lading te ontvangen en heeft voor opslag het nodige geregeld. Maar wanneer bij aankomst blijkt dat de lading (gedeeltelijk) is beschadigd dan kan het zijn dat de ontvanger het lossen stillegt om een expert aan te stellen of omdat de ontvanger simpelweg geen opslagruimte beschikbaar heeft om de beschadigde lading te kunnen separeren.
Bovenstaande situatie kan voor vertraging zorgen met extra overligtijd als gevolg. De vraag die vervolgens rijst is of de eigenaar deze vertraging in rekening kan brengen bij de bevrachter, ondanks dat aannemelijk is dat de lading aan boord is beschadigd. Immers, een vervoerder heeft recht op het afgesproken overliggeld indien het de ontvanger niet lukt om binnen de afgesproken tijd de lading te lossen. Of er sprake is van ladingschade en hoe deze is veroorzaakt zou daar geen afbreuk aan mogen doen. De ontvanger heeft de plicht om de lading, in welke staat dan ook, in ontvangst te nemen. Daarnaast wordt vaak een beroep gedaan op het “once on demurrage always on demurrage” principe, dat als het schip eenmaal in overligtijd ligt, de tijd blijft tellen.
Onlangs kregen wij te maken met een zaak waarbij een schip tarwe in bulk vervoerde van Frankrijk naar Nederland en bij lossing bleek een gedeelte van de lading nat. Volgens de ontvanger was het niet mogelijk om binnen een redelijke termijn een passende oplossing te vinden voor de 50 ton nat geworden lading en deze bleef in het schip liggen. Uiteindelijk moest het schip dagenlang wachten totdat zij volledig werd gelost met een aanzienlijk bedrag aan overliggeld tot gevolg. De bevrachter stelde dat het schip geen recht had op overliggeld omdat de vertraging was veroorzaakt door de natte lading die het schip had geleverd. Namens de eigenaar van het schip namen wij het standpunt in dat de ontvanger de plicht had de lading in ontvangst te nemen en tijdig een oplossing te vinden zodat tijdverlet, zoveel mogelijk, kon worden voorkomen en dat het in ontvangst nemen van de lading op grond va het cognossement los stond van de plicht tot het betalen van (over)liggeld op grond van de bevrachtingsovereenkomst. Het was naar onze mening niet redelijk dat het schip dagenlang moest wachten voordat 50 ton natte lading kon worden gelost. Daarnaast was het ook nog zo dat de uiteindelijke ladingschade minder was dan het overliggeld. Gelukkig werd tussen de eigenaar en de bevrachter toch nog een commerciële oplossing voor de beschadigde lading gevonden.
Samenvattend, een vordering voor ladingschade onder een cognossement betreft een ander belang dan overliggeld onder een bevrachtingsovereenkomst zelfs indien het overliggeld een gevolg is van de schade. Het is niet redelijk dat een vervoerder zijn recht op overliggeld integraal verliest in het geval van ladingschade.